IJsland deel 1

Dinsdag 1 juli
Het prepareren van de auto voor de boot naar IJsland is een hele toer. Er mogen geen kaas, boter, melk en eieren mee, geen vleesproducten, geen groente. En…. één liter wijn en één liter sterke drank per persoon.
Van allerlei restjes maken we een heerlijk etentje. De restanten die we niet mee mogen nemen droppen we bij onze buurman. Hij komt van de Orkney-eilanden en reist met beperkt budget in zijn Volkswagenbusje.
We hebben ook nog twee pakken met anderhalve liter wijn, krijgen we met de beste wil van de wereld niet meer in ons busje weggewerkt. De pakken van drie liter hebben voorrang.
Op de camping zitten groepjes Polen die waarschijnlijk in Noorwegen werken. Zij zijn zeer blij met onze giften.

Er staan allerlei mensen op de camping die de volgende dag de boot naar IJsland nemen. De douaniers zouden een kijkje op de camping moeten nemen en zouden versteld staan over de vindingrijkheid van de mensen. Ik zie mensen pakken wijn verstoppen in de reserveband die onder de auto hangt. Onze IJslandse buurman verwerkt de nodige flessen drank tussen zijn vuile was. En wij … wij stoppen onze pakken wijn in zwarte plastic zakken zodat ze niet opvallen. De gesealde Hollandse kaas wordt onder Marijke’s dekbed gestopt en met een dicht dak is het een perfecte schuilplaats.
We weten niet hoe streng de controles zijn. Maar als we eruit gepikt worden, zitten we goed fout. We hebben besloten het sportief op te vatten. Inmiddels blijkt dat er pas bij het verlaten van de boot in IJsland wordt gecontroleerd.
We hebben de kisten gedemonteerd en de antenne naar beneden geklapt. Op de boot word ik via een steile helling naar een bovendek gestuurd. Mijn twijfel of wij met onze ingeklapte antenne niet net te hoog zijn blijkt terecht. De begeleidende bootsman ziet nog net op tijd dat de camper iets te hoog is voor het lage dak!
De auto’s worden zo dicht tegen elkaar geplaatst dat er nauwelijks doorgang is. Marijke moet via de bestuurdersstoel naar buiten. Wij vergeten, zoals in de parkeergarage gebruikelijk is, te kijken waar de camper precies staat.
Onze binnenhut voor vier personen is klein, maar van alle comfort voorzien.

We hangen op het dek, lezen iets en zijn blij ‘s avonds aan een heerlijk koud en warm buffet te kunnen aanschuiven. We zijn verrast door de voortreffelijke maaltijd. Op Griekse boten waren wij het anders gewend.
Aan het einde van de avond legt de boot aan in Scrabster, het noordelijke puntje van Schotland. We hebben dan 17 uur gevaren, 11 uur later zullen we op de Faroer-eilanden aankomen.

Woensdag 2 juli
Tot onze verbazing is het een zonnige dag en zitten we de hele dag op het buitendek. Wij bereiden ons voor op IJsland en lezen onze spannende boeken uit.

    
Met ons vieren genieten we van het koude buffet en van de aankomst op de Faroer-eilanden. De hele kade staat vol met grote campers, terreinwagens, kleine busjes, motoren en gewone auto’s. Alle nationaliteiten zijn vertegenwoordigd en daaruit blijkt dat IJsland als vakantieland goed in de markt ligt. Veel van deze auto`s zullen we onderweg weer tegenkomen. Iedereen neemt de ringweg, linksom of rechtsom.

Donderdag 3 juli
Op weg naar het autodek zien we iconen van beestjes die moeten helpen om de auto terug te vinden. Daarbij is het wel noodzakelijk dat je bij het verlaten van de auto deze iconen noteert. Wij hebben echter geen beest gezien en het duurt eindeloos voordat wij onze camper vinden…. We zijn gewaarschuwd voor de volgende keer.
We komen IJsland binnen bij Seydisfjördur, een klein rustig stadje met 860 inwoners. In de winter is de zon hier twee maanden niet te zien vanwege de hoge steile bergen.
Op dagen dat de veerboot aankomt of vertrekt is het in dit plaatsje een drukte van belang.
En zeker in de maanden juli en augustus, dit zijn de twee geschiktste maanden om IJsland te bezoeken. De inkomsten uit het toerisme moeten in deze maanden binnengehaald worden.

We komen in mist aan, zien weinig, maar zitten wel direct op een steile bergweg waarvan de afdaling loodrecht naar beneden gaat. Als de mist optrekt, zien we een ruig en imponerend oerlandschap met allerlei soorten mossen en ongelooflijk veel paars bloeiende lupinen.
‘s Avonds eten we in de zon buiten en gaan we met regen naar bed… In IJsland is het gezegde “als het weer je niet bevalt, wacht dan een half uur…”

Vrijdag 4 juli
We gaan via de oostkant langs de fjorden (weg 92). Het weer wisselt steeds: eerst mist, dan regen en vervolgens soms even een goed uitzicht. Welke route je ook neemt, het weer bepaalt hoe en wat IJsland van zichzelf laat zien. We stoppen regelmatig om foto’s te nemen om vervolgens ‘s avonds te constateren dat het plaatje net niet weergeeft wat wij hebben gezien.
Onderweg bezoeken we het stenenmuseum van Petra Sveinsdottir in Stödvarfjördur. Deze vrouw heeft haar hele leven stenen vergaard en een indrukwekkende verzameling aangelegd en in een museum ondergebracht.

Er staan geen bomen in het landschap en bij helder weer kun je ver kijken. We zien veel schapen, steeds in drietallen bijeen, de moeder met haar twee lammeren van het afgelopen voorjaar. Het IJslandse schaap is bijzonder. Alle op IJsland rondlopende schapen zijn rechtstreekse afstammelingen van de schapen die door de Vikingen 1100 jaar geleden zijn meegebracht. De IJslandse wol is zeer bijzonder: door een combinatie van fijne en grove vezels is de wol zowel zeer goed isolerend als waterafstotend.
Ook de IJslandse paarden zijn nog raszuiver. De regering doet er alles aan om dit ook zo te houden.

Onze overnachting hebben we in het vissersdorpje Djupivogur. We staan op een camping met zicht op de haven. We genieten van ons schitterend uitzicht totdat een Belg met een erg grote en hoge camper een etage lager op het grasveld gaat staan en ons hele uitzicht blokkeert. Kan gebeuren.
We wandelen naar de haven en zien hoe vissers hun vangst aan de kade afleveren. De vissen worden in grote bakken gegooid, gewogen en direct met ijs bedekt. Maar nergens is er voor particulieren verse vis te koop.

Het plaatselijke museum herbergt voorwerpen uit het dagelijkse leven van de IJslanders.

Zaterdag 5 juli
Op naar Höfn langs de ringweg. Een goed berijdbare weg en dat geldt ook voor de nog aanwezige gravelstukken. We zien honderden zwanen, ze zijn echter te ver weg om goede foto’s te kunnen maken. Het landschap wisselt steeds en blijft ons verwonderen. We maken vele foto’s om al dit natuurschoon vast te leggen.

Via een ongeasfalteerde landweg rijden we naar Stokness om zeehonden te zien. Met veel moeite zien we, met verrekijker, zeehonden slapend op de rotsen liggen. Ze zijn omgeven door honderden grote roofmeeuwen, sterns en andere niet door mij te herkennen vogels.
Wij hebben Höfn als slaapplaats uitgekozen omdat daar op 5 juli het lobster-festival zal plaatsvinden. Wij hebben visioenen van een grote happening met allerlei lekkere kreeftenhapjes. Het blijkt een soort primitieve fancy fair uit de jaren 60. Er is welgeteld een kraampje met garnalenbroodjes! Veel jongeren met kleine tentjes gebruiken waarschijnlijk dit lobster-festival om hun vriendenkring uit te breiden.
Wij hebben geen lobster gegeten, maar op de camping komt onze IJslandse buurman met een bordje gedroogde stokvis met daarop zoute boter. Het schijnt een IJslandse delicatesse te zijn. We hebben het gebaar ongelooflijk gewaardeerd maar mijn voorkeur blijft toch bij de lobster liggen.

Het museum van Höfn vertoont een boeiende film over de Vatnajökull. Deze gletsjer is, op Groenland na, de grootste van de wereld. Hij beslaat een oppervlakte van 8300 m². De gemiddelde dikte van het ijs is 400 meter, de maximale dikte is 900 meter.
In de winter kan er op de Vatnajökull wel 10 meter sneeuw vallen. Er ontstaat een gletsjer als er gedurende een groot aantal jaren op een bepaalde plek meer sneeuw ophoopt dan dat er smelt. Sneeuw en ijs kunnen zich niet onbeperkt ophopen. Door de opeenhoping van sneeuw wordt deze steeds meer samengedrukt tot (gletsjer-) ijs dat doorschijnend is en een blauwgrijze glans heeft. Als er veel sneeuw en ijs op de helling ligt en het gewicht maar groot genoeg wordt of de helling maar steil genoeg is, begint de massa langzaam naar beneden te schuiven en ontstaat er een gletsjer. Meer dan 60 procent van de gletsjers op IJsland ligt in vulkanisch actieve gebieden. Wanneer een met ijs bedekte vulkaan uitbarst kunnen er onvoorstelbare hoeveelheden water en ijs van onder de gletsjer het land inschuiven en gigantische hoeveelheden modder, stenen en zand meevoeren. Het gevolg is dat er eindeloze vlakten met zand aan de zuidkust van IJsland liggen. De IJslanders noemen het de zandspoelvlakten.
We zijn behoorlijk onder de indruk van deze immense gletsjer die zich via allerlei gletsjertongen en meren in het land verspreidt.
Morgen zullen wij dit natuurgebeuren aanschouwen.

Zondag 6 juli
Om 9 uur ‘s morgens houdt de politie op de weg voor de camping een alcoholcontrole. Kennelijk hebben zij de ervaring dat na zo’n festival de alcoholdampen nog niet opgetrokken zijn. En gezien het lawaai van de afgelopen nacht verwondert ons dat niet.
We vervolgen de rondweg om bij Holmur de afslag te nemen naar de Flaajökull (joküll betekent gletsjer). Aan de voet van deze gletsjer drinken we onze koffie. Welk een omgeving voor een simpele kop koffie!

                  

Dan naar Jökulsarlon (sarlon is meer), hier zien we de eerste grote ijsbrokken in het water, 90% van de ijsbrokken ligt nog onder het water!
We maken een tocht met een amfibievoertuig over het gletsjermeer. Maar eerst worden we in een zwemvest gehesen. Een jongen in een motorboot vaart voor ons uit om de zich steeds verplaatsende ijsschotsen in beweging te krijgen en uit te zoeken wat voor onze boot de beste doorgang is.

We weten niet waar we moeten kijken. Door de steeds andere belichting krijgen de ronddrijvende ijsbergen iets magisch. De op een ijsschots ronddrijvende zeehonden kijken vermoeid op als er weer een boot toeristen, met camera in de aanslag, hun rust komt verstoren.

We zien ware kunstweken van ijs. Dit is een geweldige ervaring. We realiseren ons dat wij veel geluk hebben gehad. Het weer is zo bepalend voor wat je ziet.

              

Deze drie dagen in IJsland overtreft alles wat we in Noorwegen hebben gezien. En de Noorse fjorden vonden we al fantastisch.
Even achter Jökulsarlon nemen we een weggetje naar Fjallsarlon. Een mooie plek met nauwelijks toeristen. We besluiten om de nacht hier door te brengen. Een Duitse camper heeft hetzelfde idee.

Vanuit de camper hebben we het zicht op de gletsjer en het gletsjermeer. Het is doodstil en de knallen van losbrekende ijsbrokken doen ons opschrikken. Ik vind het geweldig om op deze unieke plek te overnachten. Tegelijkertijd zie ik de film voor me waarop een gletsjer in beweging komt en met razend geweld alles meeneemt wat hij op zijn weg tegenkomt. Ik word in deze ongerepte natuur wel met mijn angsten geconfronteerd.

Rond half tien stopt er achter ons een busje waar zes mannen uitspringen. Ze hollen met camera en statief de heuvel af en schieten de ene foto na de andere. De belichting is prachtig.
Als ze vertrekken wordt het stil en blijft het stil, de knallen van het afbrokkelende ijs niet meegerekend. We kijken hoe het ijs zich na een knal in beweging zet en via het meer door de rivier naar de zee wordt afgevoerd. Wat voelen wij ons klein op deze overdonderende plek.
Een IJslander zou onze ervaring zeer genuanceerd kunnen weergeven. Zij hebben 28 woorden voor ijs en 28 voor sneeuw. Geen wonder dat onze twee woorden niet toereikend zijn om onze ervaring aan dit gletsjermeer te beschrijven.

Maandag 7 juli
Vandaag gaan we naar het Skaftafell Nationaal Park dat zich aan de voet van de Vatnajökull bevindt. We willen hier een paar dagen blijven om enkele wandelingen te maken.
We rijden door een eindeloze vlakte met gletsjertongen en gletsjerrivieren. Deze rivieren banen zich meanderend een weg door het landschap.

Door vulkanische activiteit onder de ijskap van de Vatnajökull vinden in dit gebied regelmatig grote overstromingen plaats. Daarbij blijven de grotere stenen onder aan de gletsjer liggen, terwijl het fijnere gruis zich uitspreidt over het landschap. Dit maakt dat je door een vlak niemandsland, een spoelzandvlakte, rijdt. Deze vlaktes zijn berucht vanwege het drijfzand waarin elk jaar weer terreinwagens vastlopen.
De laatste gigantische overstroming in dit gebied was in 1996. De kracht van het water was zo overweldigend dat het alles wat het op zijn weg tegenkwam, meesleurde en in zee dropte.

Onderweg bezoeken we nog een turfkerkje uit de 13e eeuw. Het staat in het gehucht Hof. We vinden overal onderweg kleine kerkjes waar soms niet meer dan acht mensen in kunnen. Bijna alle kerkjes hebben een kleine begraafplaats. De graven liggen boven de grond, waarschijnlijk omdat de rotsbodem te hard is.

Een paar boerderijen hebben al een kerkje tot hun beschikking. De kerkjes zijn even sober gebouwd als de boerderijen. De IJslanders zijn voor 89,9 procent Evangelisch-Luthers. Slechts 1 procent is Katholiek.
Bij het informatiecentrum aan het begin van het nationaal park is het een drukte van belang. Dit is het startpunt voor wandelingen, gletsjertochten en andere activiteiten.
De camping bevindt zich naast het informatiecentrum en staat vol met kleine tentjes, vouwwagens en bussen van allerlei grootte en hoogte. Honderden mensen en slechts twee doucheruimten en geen voorzieningen voor afwas of was!

 

Ik heb bewondering voor de wandelaars en fietsers met hun zware bepakking die de kou trotseren en in weer en wind hun tentje moeten opzetten. De temperaturen ‘s nachts, zo rond de 8 graden, zijn niet echt aantrekkelijk en foerageren onderweg is moeilijk en kostbaar. Wij voelen ons, in vergelijking met hen, wel erg verwend met ons minikeukentje in de verwarmde bus.
We maken een wandeling naar de Svartifoss, de “zwarte waterval”. Van grote hoogte valt het water over de glimmende basaltblokken naar beneden.

Dinsdag 8 juli
Zowaar, de zon schijnt! In het bezoekerscentrum van het nationaal park bekijken we de videofilm over de uitbarsting van de vulkaan Bardabunga in 1996 en de gigantische overstromingen die hiervan het gevolg waren. Indrukwekkend.

We checken onze e-mail en maken ons klaar voor een fikse wandeling in het park. We lopen door een bos met grillig gevormde berkenboompjes die niet hoger dan anderhalve meter zijn en de hoogste begroeiing van het bos vormen. In heel IJsland komen nauwelijks bomen voor, en als ze er zijn blijven ze onder de anderhalve meter. Dat zorgt voor de uitdrukking in IJsland: “als je verdwaald bent, ga dan rechtop staan…!”
We zien prachtige mossen, verschillende soorten rotsplantjes en mooie watervallen. En door de optrekkende nevel komen steeds meer besneeuwde bergtoppen tevoorschijn. Ideaal weer voor foto’s.

Na drie uur zijn we terug van onze wandeling, Ruud en Henny lopen een iets langere route en komen na zes uren wandelen moe op de camping aan. Zo’n lange wandeling was niet hun bedoeling geweest.

Woensdag 9 juli
De zon schijnt nog steeds, maar de temperaturen liggen rond de 10 graden. We gaan de ringweg weer op en bezoeken de bezienswaardigheden links en rechts van weg 1.
Er staan huisjes, ingebouwd in het landschap, met daken van graszoden, zoals we er velen zullen tegenkomen. Een oude IJslander zit starend voor zijn huis van golfplaten. Waarschijnlijk heeft hij vroeger nog in de plaggenhutjes naast zijn huis gewoond en bittere armoede gekend.

Tegenwoordig krijgen de oudere IJslanders een behoorlijk pensioen van de Staat. De pensioengerechtigde leeftijd is in IJsland 67 jaar!
We rijden dwars door de enorme lavavelden van Eldhraun. In 1783 heeft de vulkaan Lakagigar gezorgd voor een van de meest catastrofale uitbarstingen die IJsland ooit heeft gekend. De uitbarsting duurde 7 maanden en er ontstond een spleet van 24 km lengte, waaruit lava stroomde. Uiteindelijk is een oppervlakte van 565 km² met lava bedekt. Door de enorme hoeveelheid vulkanische gassen wilde het gras op IJsland en grote delen van Europa nauwelijks meer groeien en stierf 76 procent van de schapen en paarden. Door gebrek aan voedsel bezweek ook nog eens een kwart van de bevolking.

Rijdend door dit immense lavalandschap, begroeid met mossen, voel je de kracht van de natuur.
In Skogar bezoeken we een aardig volksmuseum en een van de grootste watervallen van IJsland, de Skogafoss, 60 m hoog.
In Hvolsvöllur staan we op de stadscamping. Sommige stadjes en dorpen hebben gratis kampeermogelijkheden, bijna altijd is er een toilet en water. Op deze manier wil men het vrij kamperen inperken.

Donderdag 10 juli
De streek waar we nu doorheen rijden, op weg naar de Gullfoss, heeft veel grasland.

Overal in het landschap staan de met wit plastic ingepakte hooibalen als witte stippen in het landschap. Dat is iets anders dan lavavelden. Via een “wasbordweg” komen we in Gullfoss.

We hebben op deze reis al vele watervallen gezien maar die van Gullfoss spant de kroon. Hij is ronduit schitterend!
Daarna op weg naar Geysir waar we zullen kamperen. Onderweg zien we het landschap al stomen en borrelen. Het is duidelijk dat we in het warmwatergebied komen.

We staan met onze camper vlak naast het naar zwavel ruikende warme bronnengebied en zien om de vijf minuten een geiser spuiten.
De bekendste geiser van IJsland is de Geysir, de moeder van alle geisers. Vroeger spoot deze geiser ieder half uur, maar men heeft het systeem ontregeld door er zeepsop in te gooien met als doel ze beter te laten spuiten! Moeder natuur heeft protest aangetekend door het af te laten weten. Nu is het verboden om geisers op deze manier te activeren. Een tot twee keer per dag spuit de Geysir enkele meters kokend water omhoog, tot meer is hij niet in staat. Niet verwonderlijk na de al te veelvuldige zeepsop-ingrepen. Zijn oude glorie is verdwenen. Onze keuken- en badgeisers danken hun naam aan deze Geysir.
We wandelen vanaf onze campingplek het aan alle kanten borrelende en kokende terrein over. De kleine geiser Strokkur staat een honderd meter naast de Geysir en heeft zijn taak overgenomen. Hij spuit om de 5 minuten een waterstraal van 20 à 30 meter de lucht in.

           

We hebben alle tijd en kunnen het hele proces volgen. We zien het water koken en borrelen, dan vormt zich een ronde bol en dan ineens spuit er een gigantische straal stoom en water naar boven. Fascinerend. Iedereen, wij ook, proberen de ronde bol te fotograferen. Na veel geduld lukt het ons.
Het terrein rond de Geysir is afgezet. Toch begeeft een vrouw met camera zich achter de afrastering. Anderen volgen. Ze stelt haar statief op en dan ineens begint de geiser te werken. Ze vliegt achteruit, haar statief valt en dan volgt de tweede eruptie. Ze is geschrokken. We realiseren ons dat de aanwijzingen om buiten de omheining te blijven niet voor niets worden gegeven. We zien hoe gevaarlijk het is als je je niet aan de voorschriften houdt.
Ondanks deze consternatie hebben we wel de Geysir in werking gezien.

Vrijdag 11 juli
We rijden naar de 37 richting Laugarvatn en nemen de ongeasfalteerde weg 355 naar de Bruarfoss. Deze waterval is alleen lopend te bereiken en staat goed beschreven in de Dominicus reisgids van IJsland. Ook Belgen reizen met Dominicus zoals we merken op deze wandeling. We ontmoeten een ondernemend Belgisch echtpaar met twee kinderen. De jongen geeft een uitbundige beschrijving van de duizenden papegaaiduikers die hij heeft gezien. Zijn moeder brengt het terug tot de vijf die het in werkelijkheid waren, maar hij vertelt onverstoorbaar verder. Een leuk gezin.
De wandeling naar de wijd uiteen stromende waterval is zeer de moeite waard.

We pakken de 365 naar Thingvellir, de weg is onverhard maar goed te rijden.
Thingvellir is om twee redenen noemenswaardig.
Op de eerste plaats is het de geologische grens tussen het Noord-Amerikaanse en het Europese continent. Over de bodem van de Atlantische Oceaan loopt van noord naar zuid een onderzeese bergketen die wordt aangeduid als de Midden-Atlantische rug. Op enkele plaatsen komt deze bergrug boven de zeespiegel, o.a. in IJsland bij Thingvellir. Geologen gaan er van uit dat onder de aardkost stromingen plaatsvinden die de oceanische aardkosten aan beide zijden van de rug langzaam uiteendrijven. Op IJsland is dat gemiddeld 1 à 2 cm per jaar. Daardoor ontstaan grote scheuren die weer opgevuld worden met lava. (Dit alles staat helder beschreven in de Dominicusgids.)

In Thingvellir loop je op de breuklijn van deze Atlantische platen, en eigenlijk op niemandsland. Een bijzonder natuurfenomeen.
Op de tweede plaats kwam hier in 930 voor de eerste keer het Althing bij elkaar, een soort volksvertegenwoordiging van de Vikingen. Elk jaar kwamen de mensen hier bijeen en werden wetten aangenomen, recht gesproken, handel bedreven en huwelijken gesloten.
Ook werden veroordeelden terechtgesteld en dat ging er niet zachtzinnig toe. Vrouwen die van overspel werden verdacht, gooide men in de snel stromende rivier; wat er met overspelige mannen gebeurde wordt niet genoemd.
Halldor Laxness, de bekendste schrijver van IJsland, beschrijft in zijn boek “De klok van IJsland” het gebeuren rond het Althing en het leven in die tijd.
Op het parkeerterrein in Thingvellir staat de auto van Ruud en Henny met de lichten aan. Wij smsen hen en zij komen net op tijd terug om hun accu te redden.
Op weg naar Reykjavik komen we langs het woonhuis van de schrijver Halldor Laxness. We stoppen en worden rondgeleid door een enthousiaste gids. Het schrijven heeft Laxness rijkdom gebracht, getuige de Bentley voor de deur en de inrichting van het huis.
In Reykjavik komen we in de regen op de drukke stadscamping aan.

Zaterdag 12 juli

Met droog weer vertrekken we voor het stadsbezoek aan Reykjavik. Binnen de kortste keren plenst het en houdt de regen niet meer op. De kathedraal zit in de steigers, de musea gaan pas om twee uur open en zolang willen wij niet wachten want wij zijn tot op het bot toe nat. De schoenen van Marijke kunnen deze zondvloed niet aan en een poging om in een overdekt winkelcentrum nieuwe aan te schaffen mislukt. We gaan terug naar de camping en gaan aan onze site werken, zitten we in elk geval droog.
De medewerkster van de camping ontvangt de bezoekers met een zeer laag uitgesneden decolleté. We hebben dat vaker gezien bij caissières in supermarkten of in toeristenwinkels, en dat bij IJslandse temperaturen!
Tot laat op de avond is het druk op de camping. Veel rugzaktoeristen, jong en oud, met fiets of gehuurde auto en tent; daartussen vouwwagens en campers en indrukwekkende terreinwagens die alles bij zich hebben voor een overlevingstocht in het binnenland.

Reykjavik bij regen trekt ons niet, morgen gaan we verder.

Zondag 13 juli
Het plenst en wij zijn op weg naar de Blue Lagoon, een groot meer met zuiver geothermisch mineraalrijk zeewater, liggend in een lavaveld. De vlakbij gelegen krachtcentrale zuigt het water op van een diepte van 2000 meter. Het water heeft een temperatuur van 70 graden en een zoutgehalte van 12 procent. Dit komt door de nabijheid van de zee die door het ondergrondse watersysteem sijpelt. Door het hoge zoutgehalte en de aanwezige mineralen is het water ongeschikt voor stadsverwarming en wordt het warme bronwater in de krachtcentrale gebruikt om gewoon, wel voor stadsverwarming geschikt, water te verwarmen. Het “gebruikte bronwater” komt in het lavaveld terecht en vormt de Blue Lagoon. De naam heeft het meer te danken aan zijn melkachtige lichtblauwe kleur, ontstaan door een combinatie van silicaat, mineralen en zeewier. Het water en de witte klei van de Blue Lagoon hebben een heilzame uitwerking op psoriasis patiënten en ook op ons. Marijke moet even bijkomen van de hoge toegangsprijzen (23 euro per persoon, gepensioneerden halve prijs), maar schakelt snel om.

We ondergaan steeds hetzelfde ritueel voordat we hete bronnen en zwembaden mogen betreden: schoenen bij de ingang achterlaten, uitkleden en naakt douchen (ook haren wassen), badpak aan en dan pas de hotpot of het zwembad in. Na afloop hetzelfde ritueel in omgekeerde volgorde.
Er staan grote emmers met de witte klei op de randen van de Blue Lagoon bestemd voor een gratis schoonheidsmasker. Het is een komisch gezicht al die witte hoofden van vrouwen en mannen om je heen.
In een warm bad liggen, met stromende regen op je hoofd en lavavelden om je heen, heeft iets bijzonders. We hebben er uren van genoten.
We zoeken een overnachtingsplek in het haventje van Hafnarfjördur. Daar vinden we ook onze verse vis voor het avondeten. Een visser is zijn vis aan het schoonmaken, onderbreekt zijn werk om een mooi glanzende zalmforel uit zijn bak te halen, deze voor ons te fileren en voor een zeer lage prijs aan ons mee te geven. Het door ons gegeven miniflesje wodka uit Mongolië wordt met een brede lach aanvaard.

Wij hebben die avond heerlijk gegeten met een goed glas witte wijn. (Voor geïnteresseerden: we hebben al onze dozen wijn heelhuids door de douane gekregen!) Als we om elf uur naar bed gaan is het nog steeds licht buiten.

Maandag 14 juli
Een dag waarop het niet droog wil worden. We rijden van Hafnarfjördur naar Akranes en gebruiken daarbij de bijna 6 km lange en 180 meter diepe onderwatertunnel. Gelukkig is het daar wel droog. Van daaruit nemen we achtereenvolgens weg 51, 1 en 50.
Onderweg bezoeken we nog even de woonplaats van de bekende schrijver, dichter, politicus Snorri Sturluson (1179-1241) in Reykholt. De IJslandse namen van steden en mensen zijn niet te onthouden, maar Snorri vergeten we niet.
In Husafell kamperen we te midden van een groep Tsjechen. Binnen een minuut hebben zij de elektriciteitskast gedemonteerd en met draadjes worden de mobiele telefoons en andere apparatuur opgeladen. Handige mensen die Tsjechen.

Dinsdag 15 juli
We slapen uit, wat een luxe. Daarna maken we een prachtige wandeling langs niet uitgezette paden. Na afloop zoeken we ontspanning in de hotpot en het zwembad van camping Husafell.

    

Naar verslag IJsland deel 2